De afgelopen weken stond de levensmiddelenbranche in de schijnwerpers. Niet een beetje, maar bijna dagelijks. De ‘oorlog’ tussen A-merken en (vooral) AH en Jumbo werd breed uitgemeten, ook in de massamedia.
De A-merken werden beticht van onnodige prijsopdrijving. Het gevolg? Lege schappen, soms met een summiere uitleg waarom. Consumenten stonden vol ongeloof voor die lege schappen. Hún merk was er niet. Wat nu? Soms werd het private label gekocht. Soms niet. Dan wachtte de klant (vergeefs) tot zijn volgende bezoek aan de supermarkt. Vaak werd ongeloof dan boosheid.
Het private label werd nog duidelijker aanbevolen als alternatief, maar voor veel klanten was dat geen oplossing. Toch meldden de media dat het marktaandeel van private label met sprongen richting 60% ging (bij sommige formules gaat het al richting 70% en hoger).
Parool: “Nederlanders laten dure A-merken steeds vaker links liggen.
NOS: “Omzet A-merken in supermarkt krijgt historische knauw.”
Veel tumult dus, maar het viel mij op dat A-merken nauwelijks van zich lieten horen. “Als je geschoren wordt, moet je stilzitten.” De klanten hoorde je wel. Ze vertelden elkaar dat merk X nu het formaat kleiner had gemaakt. Zomaar, stiekem 10, 15, 20% kleiner én duurder. Geen uitleg, geen waarom.
De schappen zijn weer gevuld. Ook het koffieschap van Douwe Egberts. “Dat is een merk van ons en retailers mogen het verkopen”, vinden veel mensen. Maar nú gaat de discussie vooral over de stijgende prijzen. Dat is momenteel hét gespreksonderwerp. “Wanneer komt daar een eind aan?”
Deze ‘oorlog’ en ‘prijsverhogingen’ zijn slecht voor het imago van de branche. De klanten voelen zich buitengesloten en uiteindelijk de dupe.
Er zijn overigens niet alleen verliezers. Denk maar aan Dirk, inmiddels met een marktaandeel van 6%. Door duidelijk te zijn: “Gewoon de goedkoopste”, niet alleen nu, maar altijd. Aldi groeit ook en heeft eveneens een marktaandeel van 6%. En Lidl stort zich niet in de prijsoorlog, maar laat ons zien – heel slim – dat zij topkwaliteit verkopen.
Gelukkig zijn er nog een paar positieve waarnemingen. Jumbo Engelenburg in Haarlem kreeg het 300e SSK-keurmerk van het Vakcentrum. Om dat keurmerk te verdienen, moet je voldoen aan veel criteria. Pas dan mag je het SSK-bord op je winkel schroeven. Deze ondernemer voldeed daar ruimschoots aan. In de winkel merkte je meteen dat de klanten centraal staan en werkelijk als ‘koning’ behandeld werden. Het personeel kende alle klanten. Zij kwamen dagelijks en je zag dat ze met plezier boodschappen deden. Het personeel stond voor hen klaar om te helpen. Top!
In Vinkeveen is ook een Jumbo. Een vriend van mij doet daar zijn boodschappen. Elke donderdag gaat hij achter zijn rollator naar de winkel. Als hij binnenkomt, loopt de dame van de vleeswarenafdeling op hem af. Samen doen ze dan de boodschappen. Herman rekent af en loopt achter zijn rollator weer naar huis. Om strikt 14.00 uur worden de boodschappen door een andere werknemer afgeleverd.Tot in de keuken!
Als iemand niet kan, dan neemt een ander dat automatisch over. Top!
Deze supermarkten zijn een voorbeeld van hoe het kan. En doen een beetje de lege schappen en de hoge prijzen vergeten.
Dit artikel verscheen eerder in Levensmiddelenkrant. Abonneren? Klik hier.