Welke gevolgen heeft samenwerking Jan Linders en Albert Heijn voor het marktaandeel?

NIEUWVEEN – Jan Linders gaat verder onder de vlag van Albert Heijn, is gisteren bekendgemaakt. De supermarkt uit het zuiden wordt multifranchiser en blijft dus zelfstandig. “We wilden niet het risico lopen om ‘de supermarkt op de hoek’ te worden en ons niet langer spiegelen aan de grote formules. Dat is calimerogedrag en dit hebben we achter ons gelaten”, zei Leo Linders nog in 2019 tegen Levensmiddelenkrant. Maar de veranderende tijden nopen de volgende generatie te kiezen voor aansluiting bij een sterkere formule, en dat is dus Albert Heijn geworden. Dat wordt in één klap weer een stukje groter. Maar mag dat ook?

Renée Salome |

Sjanny van Beekveld, business consultant bij IRI, heeft de cijfers paraat. Albert Heijn heeft een marktaandeel van 35,1 procent en Jan Linders staat op 1,1 procent (2021). Kun je die cijfers gewoon bij elkaar optellen en concluderen dat Albert Heijn nu een aandeel van 36,6 procent heeft? “Ja, dat kan. Het marktaandeel wordt namelijk berekend aan de hand van de omzet van de formules”, zegt Van Beekveld. De percentages zijn dus alleen een beetje opgeschoven. Op dezelfde manier valt te berekenen dat Superunie marktaandeel verliest: dat zakt van 26,6 procent naar 25,5 procent. Wat betekent dit voor de inkooporganisatie? Van Beekveld: “De inkoopkracht wordt weer ietsje kleiner. Lagere volumes maken het op de langere termijn moeilijker om bepaalde condities vast te stellen.” Daar zullen de andere leden niet mee akkoord gaan, maar Van Beekveld verwacht dan ook niet dat dit op korte termijn zal plaatsvinden. En de gevolgen? Worden de boodschappen duurder bij de Superunie-leden? “Dat hoeft niet, het kan ook zijn dat retailers de hogere kosten absorberen in de marge”, meent Van Beekveld. Maar iemand zal de rekening moeten oppakken.

Concurrentie
Wat betekent het vergrote marktaandeel van Albert Heijn voor de toestemming van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)? Bedrijven mogen niet zo groot worden dat ze de concurrentie kunnen belemmeren. Een voorgenomen concentratie van bedrijven (door een overname, fusie of joint venture) moet daarom bij de ACM worden aangemeld. Dat wil zeggen, wanneer de bedrijven bij elkaar wereldwijd een jaaromzet van 150 miljoen euro of meer hebben en minstens twee van de samengaande bedrijven ieder een jaaromzet van 30 miljoen euro of meer hebben. De ACM beoordeelt dan of er voldoende concurrentie overblijft na de concentratie. Anders gezegd: of consumenten voldoende mogelijkheid hebben om te kiezen bij wie ze de boodschappen doen. Hoe zit dit bij de samenwerking tussen Jan Linders en Albert Heijn? ‘De samenwerkingsafspraken zijn onder voorbehoud van advies van beide ondernemingsraden en goedkeuring van de ACM ten aanzien van de supermarkten die overgaan van Albert Heijn naar Jan Linders’, stellen beide partijen in een persbericht. Dat is maar een klein deel van de overeenkomst. Hoe zit dat? “Partijen mogen zelf beslissen of ze een melding doen, de criteria zijn duidelijk”, stelt Murco Mijnlieff, woordvoerder van de Autoriteit. "Maar voldoen ze aan de criteria en komen ze niet, dan riskeren ze een boete. Het is namelijk essentieel dat wij kunnen beoordelen of er wel concurrentie kan ontstaan.” Hij ziet de samenwerkingsconstructie niet als een unicum, want ook bij eerdere supermarktconcentraties waren franchisers betrokken.

Albert Heijn zegt hier zelf over: "Wij houden ons aan de richtlijnen van de ACM. Door deze samenwerking veranderen de winkels van Jan Linders niet van eigenaar en is melding niet nodig. Over de datum van de melding kunnen we geen informatie geven."

Bron: Levensmiddelenkrant

jan-linders_albert-heijn_tekenmoment-1.jpg