DEN HAAG - Het conservenblik heeft een wat oubollig imago als het gaat om versproducten, verduurzaming en gezond. In een samenleving waar de consument steeds bewuster wordt van zijn portemonnee en het milieu, en de producenten steeds meer vergroenen, blijft het blik gewoon het blik. Of lijkt dat maar zo? Levensmiddelenkrant vraagt aan Caitlin Ouwehand, verpakkingskundige bij het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV), of blik terrein aan het verliezen is of dat het juist meebeweegt met de nieuwe ontwikkelingen.
Het KIDV helpt het verpakkend bedrijfsleven in Nederland om zo duurzaam mogelijk te werk te gaan. Ook zetten ze rapportages van universiteiten, hogescholen en onderzoekers om naar handzame tools waar het bedrijfsleven mee vooruit kan, zoals de Recyclecheck en het Sustainable Packaging Compass. Daarmee kunnen ze in kaart brengen hoe duurzaam hun verpakkingen zijn, hoe recyclebaar, hoe circulair en hoe ze daarmee aan de slag kunnen als producent.
Duurzaamheid is niet zwart-wit
De simpele vraag welke soort verpakking het duurzaamst is, is niet zo simpel te beantwoorden. “Duurzaamheid is helaas niet zo zwart-wit. Elk verpakkingsmateriaal heeft voordelen en nadelen. Er zijn heel veel verschillende aspecten waar je rekening mee kan houden en verschillende strategieën die een bedrijf kan kiezen. Die zullen vervolgens naar bepaalde verpakkingen leiden. Kiest een bedrijf bijvoorbeeld voor een zo hoog mogelijk recyclingspercentage, dan komen ze misschien uit bij een andere verpakking dan een bedrijf dat de laagste milieu-impact wil. Dat betekent niet dat het ene slechter is dan het andere, maar dat ze een andere overweging hebben gemaakt”, zegt Ouwehand. Het grote voordeel van blikverpakkingen is dat ze een hele hoge voedselveiligheid hebben; het product blijft heel lang goed, omdat het hele goede barrières heeft. En over het algemeen zijn metalen verpakkingen goed te verwerken voor recyclers. Ouwehand legt uit wat een nadeel kan zijn waar een producent rekening mee kan houden: “Bij metalen verpakkingen heeft alles wat niet van metaal is dat je toevoegt, een nadelig effect op je duurzaamheidsstreven als producent. Een papieren etiket of een kunststof dopje hebben geen kans om gerecycled te worden, omdat dat niet het doelmateriaal van de recycler is. Maar de metalen zelf zijn relatief makkelijk te sorteren en zijn in hoge mate te recyclen, zelfs al gooit de consument het misschien niet altijd in de juiste bak weg”, legt de verpakkingskundige uit. In de perceptie van de consument lijkt dat etiket of dopje niet van belang, maar voor de producent heeft het veel invloed. Ouwehand vervolgt: “Je kunt technisch gezien niet zeggen dat je volledig recyclebaar bent, omdat je dat etiket kwijtraakt in het recycleproces. Bedrijven willen heel graag een claim kunnen doen op zo goed mogelijk recyclebaar of misschien zelfs wel 100%, maar als ze zoiets willen zeggen, dan moet je heel streng zijn in dat soort dingen. Overigens speelt hetzelfde bij andere verpakkingsvormen, zoals drankenkartons Tetra Pak, daar haal je ook geen 100%. Eigenlijk geldt voor alles wat je wilt recyclen: hoe puurder en hoe meer uit één materiaal een verpakking bestaat, hoe liever. Voor de recycling gaat dat in elk geval op.”
Keuzes maken
Voorkeur voor welke verpakking je kiest, ligt aan welk product je aan het verpakken bent. “Een product stelt soms bepaalde eisen aan een verpakking. Het moet bijvoorbeeld luchtdicht worden verpakt, of er mag niet te veel zonlicht bij komen. Je zal dus altijd moeten kijken naar wat het product is in combinatie met de verpakking. Zo achterhaal je de meest optimale product-verpakkingscombinatie. Iedereen snapt natuurlijk dat je een stuk vlees niet in een stukje papier kan doen, dat wordt vies, dus wordt dat vaak in kunststof verpakt. Zo kan je ook gaan kijken met conserven. Wil je dat de consument het product kan zien, dan is glas een betere optie. Of wil je dat het gewoon heel houdbaar is, dan gaat de producent misschien naar conservenblikken, omdat die een hele hoge shelf-life hebben.” Een ander belangrijk aspect bij de verpakkingskeuze is natuurlijk de commerciële kant. Talloze producenten en bedrijven tot aan supermarktketens toe zijn de laatste jaren meer bezig met verduurzaming. Is de (over) weegschaal aan het kantelen van commercieel naar duurzaam? “Ja en nee,” meent Ouwehand. “In de basis is een bedrijf natuurlijk gewoon een onderneming die commercieel succes moet hebben, dat blijft belangrijk. Maar je merkt nu dat er steeds meer wordt gekeken naar bijvoorbeeld de nieuwe aankomende Europese wetgeving, de PPWR (Packaging and Packaging Waste Regulation, red.). Dat is een grote wetgeving en daarin worden steeds meer eisen gesteld aan bijvoorbeeld de duurzaamheid van verpakkingen. Bedrijven moeten beargumenteren waarom ze voor een bepaalde verpakking hebben gekozen. Ze komen niet meer weg met ‘het ziet er mooi uit’. Deze wetgeving komt vanuit de Europese Unie, dus dit wordt gewoon een belangrijke: wat voor materialen worden er gebruikt, hoe kunnen die materialen verwerkt worden en hoe kunnen we ervoor zorgen dat dat in alle Europese landen zo is”, legt Ouwehand uit. Deze wetgeving is er met name om de laatbloeiers te motiveren, dan wel te dwingen tot verduurzaming. “Aan de andere kant heb je ook steeds meer bedrijven die het juist vanuit een intrinsieke duurzaamheid steeds beter willen doen, gestuurd vanuit de verwachting van de consument”, schetst de verpakkingskundige.
Lees verder onder de foto ↓
Primair doel
Iets wat Ouwehand belangrijk vindt om hieraan toe te voegen is: “Het primaire doel van een verpakking is en blijft om het product bij de consument te krijgen. Over het algemeen is de vuistregel dat het verlies van een product vele malen erger is dan de impact van de verpakking zelf. Dus als je kiest voor een mooi, duur stuk vlees, dan heb je liever een wat stevigere verpakking met misschien wat meer materiaal, dan dat je dat stuk vlees verliest. En hetzelfde geldt natuurlijk voor alle producten die in conservenblikken zitten. Als het product niet goed meer is wanneer je het wilt gebruiken, dan is dat eigenlijk vele malen meer schadelijk.” Als dat het primaire doel is, dan zou je bijna zeggen dat het blik op nummer een staat. “Soms wel. Het ligt daarbij weer heel erg aan het product dat je aan het verpakken bent. Want ik kan me heel goed voorstellen dat wanneer je een product hebt dat je niet in één keer opmaakt, je dan een verpakking wilt die hersluitbaar is. Dan heeft de consument voorkeur voor een potje van glas met een draaidop. Als transport belangrijk is, of het gaat om kleine hoeveelheden, zoals kruiden, dan is misschien een verpakking van metaal wel overdreven zwaar. Maar gaat het erom dat een product heel lang houdbaar moet zijn, dan ga je dus bijvoorbeeld voor de blikverpakking”, geeft Ouwehand als voorbeeld. Waar ook steeds meer naar gekeken wordt, zijn herbruikbare verpakkingen. “Blik heeft daar niet heel veel in te betekenen, denk ik. Als je koffiebekers goed herbruikbaar wil maken, dan is blik juist een mooi materiaal, omdat je dat kan inleveren en wassen, keer op keer, voor heel lange tijd. We kennen het blik vooral van eenmalige verpakkingen, zoals conservenblikjes en drankblikjes. Ik zie nog niet helemaal gebeuren dat het hergebruik mogelijk is, maar juist bij dingen als afhaalmaaltijden en on-the-go verpakkingen, denk ik dat metaal wel degelijk een mooie optie zou kunnen zijn, omdat het zo stevig is.”
Communicatie is key
Een probleem bij duurzame verpakkingen is het gebrek aan kennis bij de consument over wat duurzaam is. “Consumenten denken onterecht dat papier en karton alleen maar goed zijn en plastic slecht. Ze denken soms dat producten in blik minder vers zijn, vanwege de lange houdbaarheid. Maar blik kan juist hartstikke vers zijn, omdat het product meteen ingeblikt wordt. Het is wat dat betreft een uiterst mooie verpakkingsvorm. Communicatie hierover vanuit de producent naar de consument kan deze fabeltjes de wereld uit helpen. KIDV heeft bijvoorbeeld de weggooiwijzer. Dat zijn iconen op verpakkingen die uitleggen waar je een verpakking weg kan gooien. Die hulp heeft de consument nog wel nodig, die is soms onwetend welk materiaal het betreft. Onderbouw als producent ook goed richting de consument waarom je voor een bepaalde verpakking hebt gekozen.”
Procesverduurzaming
Wat betreft materiaalaanpassingen richting duurzaamheid blijkt metaal niet de snelste categorie. Het zit ‘m dan vooral in het proces in plaats van het product. “Het is al een hele oude verpakkingsvorm. Innovaties zitten meer op dunner, lichter materiaal en het gebruik van andere coatings. Je merkt gewoon dat metaal minder wendbaar is dan bijvoorbeeld kunststof. Metaal en glas, die lopen wat langzamer, maar dat betekent niet dat ze niet innoveren. Zowel bij de metalen als bij de glazen verpakkingen kijken ze vooral hoe ze het proces kunnen verduurzamen. Je hebt bijvoorbeeld hele hoge temperaturen nodig om het materiaal om te smelten. Hoe kunnen ze die ovens dan verduurzamen? Zijn er andere energiebronnen om die ovens energiezuiniger te maken?”, legt Ouwehand voor. De verduurzaming is dus niet alleen consumentgedreven en aangestuurd door de wetgeving, maar de producent zelf ziet het nut en de voordelen er ook van in. Efficiëntere productie kan lagere energiekosten met zich meebrengen en hen toekomstbestendiger maken. “Ik denk zeker wel dat die wens naar duurzaamheid er bij de fabrikanten is. Want als zij het niet doen en iemand anders wel, dan worden ze uit de markt gespeeld. Hoe lang kan je wegkomen met ‘ik ben goedkoper’ als je gewoon niet duurzaam bent?” Ouwehand adviseert producenten en fabrikanten vooral gebruik te maken van de beschikbare tools bij de KIDV om te kijken of en waar ze kunnen optimaliseren. Wat betreft metaalverpakkingen denkt ze dat die zeker geschikt zijn voor herbruikbare verpakkingen. “Ik denk dat dat echt een interessante markt kan zijn, want ik verwacht dat herbruikbaarheid steeds meer een ding gaat worden”, sluit Ouwehand af.
Dit artikel verscheen eerder in Levensmiddelenkrant. Abonneren? Klik hier.